Ik loop in ………..Tossens
Tossens is gelegen aan de Waddenkust op een schiereiland (Butjadingen) in het noorden van Duitsland (Ost-Friesland).
Het moet er maar weer van komen. Een shirt met Schiermonnikoog, een korte broek en loopschoenen aan. De benen, ondanks het aanhoudende mooie weer, nog steeds oogverblindend wit. In alle vroegte zelf gewekt door het ‘geschreeuw’ van talloze scholeksters. De rest van de camping nog in ruste. Het is wederom mooi weer. In tegenstelling tot de vorige dagen staat er nu een stevige wind uit oostelijke richting. De camping ligt buitendijks. Om er van af te komen loopt er een weggetje naar de dijk omhoog. De eerste vijftig meter is vlak, daarna moet nogal steil omhoog.
Steunend, kreunend, hijgend kom ik boven. Zonder een fatsoenlijke warming up, dan wel een aanloop van een kilometer is het geen wonder dat het lijf protesteert. De weg naar beneden bevrijdt de geest van de stress, maar fysiek niet van alle gevoeligheden. Eenmaal op het horizontale vlak beweeg ik mij voort op een tempo dat een jongmens wandelend gemakkelijk kan bij benen. Tot mijn geluk zijn er geen toeschouwers. Zo kan ik dan ook rustig aan mijn herstel werken. Na een paar honderd meter ‘werp’ ik een blik op mijn horloge. Hartslag op duurloop niveau, de benen doen weer wat ze moeten doen zonder ‘pijn’ en in mentaal opzicht schijnt de zon.
Ik loop over een breed voet-, fietspad dat gescheiden wordt van de rijbaan door een smalle strook grond met daarin om de 10 meter een boom. Niet zo maar wat bomen, maar bomen die in volle bloei staan. Het is een mooi gezicht.
Ik heb een rondje in gedachten. Aanvankelijk geen idee hoe lang. Maar na een tweetal kilometers realiseer ik me dat het een klein rondje is. Tot iedere prijs wil ik voorkomen dat het thuisfront mij verwelkomt met: “Ben je er nou al?” M.a.w. ik moet er maar wat van maken. Ik zal er in ieder geval voor zorgen dat ik ‘uitgeput’ thuis kom. Het parcours leent zich ervoor om wat aan interval te gaan doen. Eerst zijn er op gezette afstanden lantaarnpalen. Vijf keer versnellen en vijf keer joggen. Vervolgens rechtsaf het buitengebied in. Een boom links, een hek even verderop aan de rechterkant aan de rand van een weiland, een slootje, een bochtje in de weg, asfalt dat overgaat in klinkers en daarna weer in asfalt, een vervallen gebouwtje aan de rand van een akker, een stapel hout links van de weg; genoeg markeringspunten om in wisselende tempo’s mij in het zweet te werken. En de afstanden tussen de ‘merktekens’ zijn nergens hetzelfde. Dat maakt het tot een aantrekkelijk trainingsrondje. Er nadert een fietser. De weg is smal. De fietser houdt rechts. Ik loop op het midden van de weg en ga nu ook rechts lopen. “Moin”, klinkt het; de gebruikelijke groet hier in Ost-Friesland. Ik hoop dat mijn “Moin” precies zo klinkt als die van hem, maar dat zal wel een illusie zijn. Ik concentreer me op mijn ‘opdracht’. Het lukt aardig en wat vooral tot tevredenheid stemt is dat de hartslag snel daalt als ik moet joggen. Ik nader de camping en neem een kloek besluit. Er zijn binnen een afstand van enkele honderden meters een paar mogelijkheden om het talud van de dijk te testen. Na vier keer heb ik er tabak van en dat komt goed uit. Het is geen sinecure, de helling is steil en heeft een lengte van een meter of vijftig, met als gevolg dat ik dan ook redelijk uitgewoond thuis kom.
Meeloper