Hardlopen in Coronatijd door meeloper

Lopen in Coronatijd

Klaar om te vertrekken. Een blik door het raam. Dreigende luchten, een waterig zonnetje piept om een hoekje van een donkere wolk. Twijfel. Toch nog maar even wachten. En dan een stortbui, zelfs hagel. In korte tijd valt er veel water. De grond kan het niet onmiddellijk verwerken. Een klein half uurtje. Dan is het voorbij. De zon, wind. Uit noordwestelijke richting schat ik in vanuit huis.

Op pad. Ik trek de deur achter mij dicht. Verbazingwekkend dat er nauwelijks plassen zijn achter gebleven. Rustig beginnen, ‘kijken’ hoe het gaat. Een paar dagen niet gelopen. Rust gehouden, herstel is op gezette tijden nodig. De wind is steviger dan gedacht. Een aangename temperatuur. Twijfel over wat ik zou aantrekken. Herkenbaar voor ons allemaal. Benen bloot, wel een shirt met lange mouw. Het voelt aangenaam.
Een man met hond, even een pas op de plaats. Kijken wat-ie doet. Gaat-ie links van de vijver, dan ga ik rechts. Inderdaad. We knikken elkaar toe, beiden aan een kant van het water. Nog meer lopers op afstand. Zij slaan af naar links, ik naar rechts. Blijkbaar honden uitlaat tijd. Geen moeite om elkaar niet in het vaarwater te komen. De zon verdwijnt, donkere wolken. Ik hoop dat het niet gaat regenen. Niet aan denken. Lopen, kijken. Voorjaar, ontluikend groen in vele variaties. Bloeiende struikjes en bomen. Fietsers, naast elkaar. Voor alle zekerheid een stap op zij. Voorzichtig, in het gras de ongerechtigheden slecht zichtbaar.

Het gaat goed. Lopen in een rustig tempo. Heerlijk. Het gaat gemakkelijk. Praten in lange zinnen zou prima gaan, maar ik ben alleen. Gedachten dwalen af naar vroeger. Ook een mooie tijd, net als vandaag-de-dag, 75 jaar na de oorlog. Een rare vergelijking. Deze tijd met een intelligente lock down en vijf jaar dood en verderf. Ik las onlangs ‘Het hoge Nest’, een indrukwekkend relaas van op de vlucht zijnde Joden vanuit het onveilige Amsterdam. Het hoge Nest, een groot huis in de omgeving die ik goed ken, waar ik mijn hele jeugd heb doorgebracht. Vaak in de onmiddellijke omgeving van dat huis in de bossen rond gezworven. In de herfst met stokken en stenen de tamme kastanjes uit de bomen gooien. Nooit geweten, gehoord dat daar onderduikers waren ondergebracht. Terwijl bij mij thuis veel oorlogsverhalen werden verteld. Ook bij mijn grootouders in huis, wonende in het uiterste zuidoosten van Groningen, onderduikers; Joodse Nederlanders, Amerikaanse piloten. Neergeschoten op de weg terug vanuit Duitsland. Spannende verhalen vond ik als kind. Later, veel later drong het besef door dat daar moed voor nodig was. Gevaar voor eigen leven.

Twee fietsers, zonder al te veel moeite voort peddelend op hun e-bike, naast elkaar. Hij, met handschoenen en een pet, zij ook ingepakt. Waarschijnlijk geen benul van het toch wel aangename voorjaars weer. Blijven naast elkaar. Dan maar in de berm om ruimte te maken, het gras hoog. Een moment later weer op het asfalt, op weg naar een volgende kilometer. Lopend langs een singel met bomen en struiken; de witte meidoorn in bloei, de rode laat nog of zich wachten. Die is altijd later. En ook de Lijsterbes kleurt al. Verder alleen maar groen in vele schakeringen. Een merel vliegt vlak voor mij langs en duikt de bosjes in. De bek vol voedsel. Een loslopende hond scharrelt voor zijn baas uit. Wij naderen elkaar op het fietspad. Hij een weinig de berm in en ik ook. Weer een kilometer. Plotsklaps duiken uit het niets een tweetal wielrenners op. Opnieuw de berm in, zij fietsen door, doen wel moeite om ruimte te maken, maar het is er nauwelijks. Een groet. Dan een kaal stuk.

Vergezichten. Harde wind tegen, da’s even wennen. Kost meer inspanning. Het pad door het weiland is smal. Bedekt met schelpen, maar dat moet heel lang geleden gebeurd zijn. Er komt gras en hier en daar een paardenbloem doorheen. Het pad is uitgehold. Oppassen geblazen, goed de voeten neerzetten. Enkels zakken naar binnen. Niet aangenaam. De wind heeft vrij spel. Het kost de nodige moeite het rechte pad te houden. Het klaphek gaat piepend en krakend open.

De weg terug naar huis, het wordt drukker. Met auto’s, met fietsers, wandelaars, hardlopers. Het is uitkijken geblazen. Niet overal even veel ruimte om elkaar op anderhalve meter te houden. Ik doe mijn best, de meeste anderen ook, maar het kan gewoon niet. Die ruimte is er niet. Paranoia. Had ik dan thuis moeten blijven? Het is tenslotte weer om naar buiten te gaan. Niet piekeren, lopen…….Op zoek naar een alternatieve thuisroute. Fietspaden vermijden, de weg op. Grote omweg, was ik niet van plan. De auto als medeweggebruiker. Hopen dat ze je zien, hopen dat ik ze hoor aankomen. Links lopen en uitkijken. Weer fietsers, ook nog auto’s. Smalle berm, steil aflopende naar een sloot. Weinig tot geen uitwijk mogelijkheid. Corona! Vervelend! Opletten, opletten. Dat verziekt het plezier in het lopen. Niet zeuren. Veel mag er niet, veel kan er niet. Maar ………. je mag lopen, je kunt lopen en dat is al heel wat. Over een intelligente lock down gesproken!

Meeloper