Weerbericht
Nog steeds moet ik mijn (trainings)loopjes zorgvuldig plannen. Een langdurige en een steeds terugkerende blessure boezemt nu eenmaal angst in. Of ik wil of niet. Ik loop nu sinds een tweetal weken wat rustige duurloopjes van verschillende lengte. Afgelopen maandag voor het eerst wat aan intervaltraining gedaan. Na afloop de heilige overtuiging dat ik donderdagmorgen weer zou gaan lopen. Het gaat dus voorspoedig.
Een voorspelling is een voorspelling. En dat geldt voor het weer helemaal. Ik weet het. Zo zit ik woensdagmorgen met de krant, een kop koffie en radio Fryslân het afwenden van een kabinetscrisis over het kinderpardon te verwerken. Het is Piet Paulusma die mij de oren doet spitsen. Pyt seit: “tongersdei snie”. En daar zit ik nou net niet op te wachten. Herstellen van ongemak aan de kuiten en dan “glêdens”. Er is niet veel fantasie voor nodig om de gevaren van nieuw ongemak te overzien. Hardlopen met gladheid is in dit geval ‘de goden verzoeken’. Als de wiedeweerga steek ik mij dan ook in mijn loopkleren. Muts en handschoenen ontbreken niet, want volgens de deskundigen is het nogal koud.
Zo ga ik op pad, een dag eerder dan de bedoeling was. Niet twee dagen rust na een interval training maar slechts een. Ik ben nog geen honderd meter van huis verwijderd of de muts gaat af. Koud is het niet, wind staat er nauwelijks. De handschoenen houd ik nog even aan. Woonwijk uit en op naar ‘buiten’. Eenmaal over het fietspad naast de weg overdenk ik mijn haastige spoed: is dit wel verstandig, een dag in plaats van twee dagen rust? Ach, wandelen kan altijd en er zijn, gezien de route die ik in gedachten heb verschillende mogelijkheden om hem in te korten. Ik loop en dat doet mij goed. Even later wanneer ik rechtsaf ben geslagen en het zicht heb op de skyline van IJlst en de zon heel voorzichtig probeert zich een weg te banen door de hoge en egale bewolking geniet ik met volle teugen van het uitzicht. Links en rechts de weilanden die er in de winterstand bijliggen. Langs de slootkant een blauwe reiger ineen gedoken en loerend op een prooi. De sloot met hier en daar een flinterdun laagje ijs, een paar kauwen die laag over het gras scheren. Soms staat er tegen de wallenkant nog een plukje vergeten riet. Geen mens te bekennen. Stap voor stap, in een rustig, heel rustig duurloop tempo nader ik het punt, waar ik de beslissing moet nemen om de kortste weg naar huis te nemen. Ik concentreer me op mijn benen: voel ik wat? Neen, nog niet. Wat niet is, kan komen! De ademhaling heb ik volledig onder controle. Mijn hartslag is laag, volgens Zoladz in zone 2. Prima, stel ik voor mijzelf tevreden vast.
Dat alles op een rijtje zettend en denkend aan een volgende mogelijkheid om de route te verkorten loop ik rechtdoor IJlst in en laat ik de kortste weg naar huis voor wat het is. Ik concentreer me op de weg. Die loopt bol. Aan de zijkant lopen, waarbij je het gevoel hebt dat je ene been langer is dan je andere, is geen optie. Het trottoir met ongelijk liggende tegels ook niet. Er rest mij niets anders dan het midden van de weg op te zoeken. Gelukkig geen verkeer te bekennen. De oren gespitst op eventueel achterop komende auto’s schrik op van: ‘hé, Running Center Leeuwarden, kanst niet op e stoep lope?’ Mijn blauwe jasje met de naam van mijn favoriete loopwinkel fungeert al vaker voor een gemakkelijke aanspreektitel. Als hij naast me fietst, blijken we elkaar te kennen. We wisselen wat gemeenplaatsen uit over het weer en over hoe ‘t gaat. Een groet en wij vervolgen ieder een eigen weg; hij is bijna thuis en ik nog niet. Ik concentreer me weer op iedere stap die ik moet zetten. Kuilen, gaten, paaltjes, mogelijk wat gladheid, onzorgvuldig geparkeerde auto’s en fietsen.
Ik vorder gestaag. Een tweede en derde mogelijkheid om de route te verkorten laat ik voor wat het is. Mijn tempo is constant, hartslag en ademhaling onder controle, de benen doen het naar behoren. Kortom het gaat goed. Ik loop IJlst uit, evenwijdig aan het spoor richting Oosthem. Het spoor over en dan rechtsaf de oude Middelzee dijk op, tegenwoordig Skerdyk geheten, maar in de volksmond beter bekend als de Oude Hemdijk. Het is een favoriet deel van mijn route. De weg is opnieuw geplaveid en ligt er gladjes bij, veel auto’s komt er niet. Het uitzicht is er prachtig. Aan de rand van de spoorput staat een witte reiger. Verder wat eenden en meerkoeten en een waterhoentje. Plotseling voel ik een lichte pijn in rechterbeen. Twijfel wordt mijn deel. Even later is het weg. Opluchting, maar tegelijkertijd blijf ik waakzaam. Ik heb er 6 km op zitten. Niet meer aan denken. Ik moet voort, omkeren heeft geen zin. In het ergste geval moet ik wandelen en hopen dat er iemand langs komt. Telefoon heb niet bij me. Ik neem de omgeving in mij op. Dat helpt, de stress zakt en de hartslag ook. Dan opnieuw pijn. Ik verander van houding, maar dat helpt onvoldoende. In gedachten loop ik mijn route af naar huis. Ik ken de obstakels, het viaduct over de A7 en het aquaduct langs de A7, onder het spoor en de Geeuw. Daarna door de wijk Tinga, langs de sportvelden en de tennishal, de keuze of onder of over de Lemmerweg. Het is nog een verrekt eind. In de verte ontwaar ik een wandelaar en als ik het goed zie met hond. Ik maak een inschatting waar we elkaar zullen ontmoeten. In de berm ver weg is een uitsparing. Daar treffen we elkaar, denk ik. De pijn verdwijnt om even later op een andere plek en in het andere been weer op te spelen. Wat een zorgen! Het spelletje met het ontmoetingspunt is een prima afleidingsmanoeuvre. Naarmate we elkaar naderen ben ik er zeker van dat er ook een hond mee loopt. Om daarna vast te stellen dat het de man moet zijn die vrijwel iedere dag met z’n trouwe viervoeter in het buitengebied ergens te vinden is. Om elkaar te treffen op het door mij ver van te voren geplande punt moet ik nog wel even wat versnellen. Ik doe het gedachteloos. Te laat heb ik de versnelling ingezet. Hij wint. Ik stop en maak een praatje. De hond is inmiddels 16 jaar vertelt-ie. Hoe oud hij zelf is laat hij achterwege en ik ook. We wensen elkaar een prettige voortzetting.
De wind steekt op en laat zich voelen, ik heb hem tegen. De rits van mijn jasje trek ik helemaal tot boven toe dicht. De muts laat ik in mijn jaszak, de handschoenen vooralsnog ook. De wind voelt koud aan in het gezicht. Mijn ogen tranen. Dat is vervelend. Zo ben ik bezig met de tegenwind dat ik vergeet ook maar een moment te denken aan mogelijke pijntjes in de benen. Ik klim het viaduct op, hartslag iets omhoog, ademhaling wat sneller. Naar beneden herstel, ademhaling en hartslag naar ‘normaal’. De tunnelbak onder het spoor en de Geeuw in om vervolgens in kleine pasjes rustig naar boven te ploeteren. Boven gekomen opluchting. Het is nu niet ver meer naar huis. Ik kies de route buitenom. Zo heb ik enige beschutting tegen de opstekende wind van de bebouwing. Geen pijn, geen last, maar tekenen van vermoeidheid kan niet ontkennen. Thuis gekomen overvalt me een gevoel van tevredenheid. Dit rondje geeft mij vertrouwen voor de toekomst. En dat zal die mij leren!!
Meeloper