Monnikenwerk, of toch niet?
Texel, Vlieland, Terschelling en Ameland. Elke loop op een eiland heeft iets bijzonders. De halve marathon van Texel met de start vanaf de veerboot, Vlieland met die verrekt zware Vuurtorenloop en die halve marathon in augustus in vakantiesfeer, die halve marathon op Ameland met zeven kilometer strand in december veelal onder barre omstandigheden, de unieke en sfeervolle Berenloop op Terschelling, allemaal onvergetelijk. Het begint met een boottocht(je) en overal en altijd dat prachtige uitzicht over zee en het lopen in een uniek duinlandschap. En dan nu die 10 mijlen op Schiermonnikoog, geen monnikenwerk naar ik aanneem.
Op verzoek van de organisatie, omdat er maar een veerboot beschikbaar is, de boot van 8.00 uur genomen. Dus vroeg, heel vroeg opgestaan. Een autorit naar Lauwersoog van vijf kwartier, alleen, parkeerplaats zoeken, wachten op de veerboot, niet meer alleen. Het is koud, een graad boven nul. We kunnen nog niet aan boord. Nog twintig minuten de tijd en dan gaat het ‘hek’ open. Wij schikken ons in ons lot. Eenmaal aan boord op zoek naar een zitplaats, de dag is tenslotte nog lang. Koffie uit een automaat voor een prijs, waarvoor je in de supermarkt een pak roodmerk van DE kunt kopen. Bij de eerste slok heb je het gevoel dat je maag in opstand komt. Je zet door, de gevulde koek maakt alle rauwe bonen zoet. Je kletst wat met deze en gene en geniet van een geweldig uitzicht over het Wad. Je vergeet voor even de ‘ellende’ van het vroege opstaan, de lange autorit en het wachten. Van boord, opeen gepakt in de bus vraag je je af: ‘waarom doe ik dit’? ‘Hé Meeloper, jij hier ook. Ja, ik ook hier!’ Ik ben blij met het gezelschap, het duurt tenslotte nog uren voordat we aan de start worden verwacht.
In het dorp is men druk doende de aankleding voor het evenement feestelijk te verzorgen. In de Toxbar haal ik mijn loopshirt op en nemen we een kop koffie. Tijd genoeg. Mijn ‘maat’, in lang vervlogen tijden vele jaren werkzaam op Schier, verhaalt in geuren en kleuren over de uren na het werk, over de ultieme vakantiesfeer en de vele avonturen. Herinneringsverfraaiing speelt ongetwijfeld een rol. Vermakelijk is het wel. Toeval of geen toeval, maar vandaag is-ie in afwachting van een jeugdvriendin uit die tijd die met de boot van 10 uur komt, waarvoor hij thans als haas zal dienen. Het kan verkeren.
Verkleden in de sporthal. Nog meer dan anderhalf uur, weer een praatje hier en eentje daar. Hardlopers zijn individualisten, zeggen ze, maar voor en na de wedstrijd is de lotsverbondenheid groot. Contact is snel gelegd, of je wil of niet. Gespreksstof genoeg: het weer, de onvermijdelijke blessures, een persoonlijk record, het parcours, de organisatie en het eeuwige pijn lijden om maar wat te noemen, een bron van vermaak.
Het is en blijft een wonderlijk gezelschap zo’n verzameling hardlopers! De vaste rituelen! Schoenveters die drie en meer keren opnieuw gestrikt worden, toiletgang, het verorberen van een banaan, een slok water of sportdrank, jasje aan jasje uit. Het begroeten van oude bekenden. Een enkeling in opperste concentratie en in zich zelf gekeerd toelevend naar het startmoment. De meesten in een jolige stemming.
Ik neem nog wat te drinken, terwijl ik overvallen word door de gedachte wat de mens bezielt om voor dag en dauw op te staan, een lange autorit te maken, wachten, een klein uurtje varen, als haringen in een ton in een bus, wachten, omkleden, wachten en om dan op de koop toe met vele anderen een eindje te gaan hardlopen in een weliswaar mooie omgeving, maar die is in de buurt van de eigen woonplaats vast ook wel te vinden. De weersverwachting voorspelt niet veel goeds, vanaf 12 uur, het tijdstip van de start. Nu is het nog mooi, de zon schijnt en het waait slechts licht tot matig. Om mij heen het gesprek van de dag over ‘wat zal ik aantrekken, hoeveel laagjes trek jij aan?’ Ach, wat maakt het uit. Trek aan wat je niet laten kunt! Loop wat je kunt. Straks, na een paar honderd meter heb je het warm en direct na de finish ben je nat van het zweet, en moe. Je hebt pijn in de benen, je hijgt, hebt dorst en je bent nauwelijks in staat tot het formuleren van een volzin. Maar dan dat voldane gevoel van ‘je hebt ’t ‘m toch maar geflikt’. Je praat met wildvreemde lotgenoten, je deelt je ervaring en je komt tot de conclusie dat het de moeite waard was. Het is de vicieuze cirkel van deelname aan een hardloopevenement. Maar het vroege uur, het lange wachten voordat je echt ‘los’ mag en het hele gedoe vooraf, dat alles lijkt wel monnikenwerk.
Na de start
Het is inmiddels wat harder gaan waaien en de eerste druppels vallen. Een bocht naar rechts en vrijwel direct daarna een naar links, de Badweg op. Na twee honderd meters linksaf, een mooi weggetje in westelijke richting. Beschut. Ik sluit aan bij een groepje van een man/ vrouw of zeven; lekker tempo. Dan het open landschap, wind, glooiing neemt toe, duinovergang. Van een groep is geen sprake meer. Er wordt al weer naar boven gewandeld. Ik neem kortere passen en ben vlot boven. Even een prachtig uitzicht over strand en zee en aan de horizon de vage contouren van Ameland. Maar ik heb alle aandacht nodig voor de afdaling in het mulle zand. ‘Laat maar lopen’, hoor ik onze trainer zeggen en ik voeg de daad bij het woord. Dat heeft effect, succesvol haal ik een handvol voorzichtige afdalers in. Dan een karrenpad onderaan de duinen, aan de rand van het strand. De wind in de rug. Het gaat prima, niet met iedereen zie ik wel. Ik vraag me af wat hun voorbereiding is op dit evenement, dat wordt monnikenwerk. Niet mijn probleem. Na ruim anderhalve kilometer omhoog. Steile duinovergang, mul zand. Weer wordt er gewandeld. Ook voor hen wordt het monnikenwerk voor de rest van de dag, denk ik. Het zand wordt verruild voor asfalt en de weg gaat over in een fietspad. We gaan het duinlandschap ‘verkennen’. Aanvankelijk tel ik het aantal keren dat we omhoog en omlaag, duin op duin af gaan. Na tien ben ik er mee gestopt. Voor zover ik het parcours kan overzien glooit het aan een stuk door. Het lastige is dat de ups en downs elkaar heel snel opvolgen. Tijd om te herstellen van de inspanning om het volgende duin(tje) te beklimmen is er niet. Het komt aan op kuiten en bovenbenen en dat gaat in totaal zo’n drietal kilometers door. Het regent onophoudelijk, niet veel, maar genoeg om het nat-van-het-zweet te verbloemen. Het waait, maar daar hebben we geen last van. Het asfalt is al spoedig vervangen door platgewalste schelpen. Zo is het toch aangenaam. Na acht kilometer een bocht naar rechts over een geasfalteerd weggetje in zuidelijke richting. Niet veel bossages om de wind te keren, dat is te merken. Ik loop alleen en dat geldt voor velen. Met de harde ondergrond en de wind heb ik het even moeilijk om mijn ritme te hervinden. Eerst een tandje terug, maar dan loop ik niet in op diegenen die ik in het vizier heb. Dus toch maar weer wat sneller. Het kost meer inspanning, maar het mentale aspect (inlopen op je voorgangers) geeft extra energie. Als ik een man en even later een vrouw mijn hielen laat zien, geeft me dat een goed gevoel. Ook al vind ik dat toch wel wat kinderachtig van mezelf. Niets menselijks is ook mij als hardloper vreemd. En daarmee moet ik het maar doen. De weg gaat langzaam maar zeker over een kleine honderd meter omhoog. Doorbijten en dan naar rechts, weer een schelpenpad. Beschutting van het bos. Dat scheelt. Op 11 kilometer hoor ik de speaker in het dorp; waarschijnlijk verwelkomt-ie de 10 kilometer lopers. Wij hebben nog een vijftal kilometers voor de boeg. We steken de Badweg over en nemen het weggetje waar we aan het begin ook al gelopen hebben op weg naar het strand. Als we uit de beschermde omgeving van het dorp komen, staat de man met de hamer aan de rand van het parcours. Bij menigeen zakt het tempo en de moed nog net in de schoenen. De wind volop van voren en als we daarna ook nog drie keer behoorlijk steil omhoog moeten om de laatste kilometers de baas te worden dan is het gesteun en gezucht niet van de lucht. En ook nu wordt er veelvuldig gewandeld. Ik concentreer me op de schitterende omgeving en uitzichten. We ronden op hoogte de Westerplas. Vele vogels laven zich en rusten van eerdere inspanning. Hoog boven mij cirkelt een roofvogel, een zwanenpaar bereidt de landing voor, een reiger staa(r)t roerloos op zijn prooi te wachten. Heel in de verte, rechts, zie ik de contouren van de uitwateringssluizen van Lauwersoog in het diffuse licht van de fijne regen die ons de gehele tijd vergezelt. Schuin naar links kijkend tekent zich het silhouet van het dorp. Het doet de pijn vergeten, het leidt af van de laatste loodjes, het geeft de man met de hamer in mijn geval geen enkele kans. Zo nader ik de de Champs-Élysées van Schier, zoals de speaker ons heeft wijs gemaakt. Een honderdtal toeschouwers vormen een erehaag. Het zit er weer op, ik aanvaard mijn flesje energiedrank in dank, neem een partje sinaasappel en stel voor mezelf vast dat het lopen hier op deze dag onder deze omstandigheden, in deze ambiance, over dit parcours en over deze afstand beslist geen monnikenwerk is.
Maar…….. één veerboot, omdat de andere in de revisie is, en veel mensen die gebruik moeten en willen maken van een boot in de wetenschap dat vol vol is en dat de kans bestaat dat in die herberg niet voor iedereen een plaats is weggelegd brengt onrust met zich mee. En dat riekt naar monnikenwerk, maar het was de moeite waard.
Meeloper