Vlieland, de Stortemelk halve marathon
Het is zondagmorgen, betrekkelijk vroeg. Aan boord van de Vlieland is het druk. Veel hardlopers aan boord, zo te zien. Het is de eerste keer dat ik aan deze Run mee ga doen. Ik tref een paar bekenden en we hebben het er “even” over. Zij hebben hem vaker gelopen. Er schijnt altijd wat te zijn met die Run. Het is zwaar, dat in ieder geval. Dat maak ik althans op uit de verhalen. Het waait, en/of het regent, het parcours door de duinen is heftig vanwege het hoogte verschil, het kan ook bloedheet zijn, er is weinig kans op schaduw en de Postweg, op weg naar de finish, is lang, saai en meestal wind tegen. Als je dit allemaal voor waar aan neemt dan kun je je afvragen waar je aan gaat beginnen. Maar je zit nu eenmaal in het schuitje en een weg terug is er zonder gezichtsverlies niet. Gelukkig, sombermans regeert vandaag niet. De wind komt uit het zuidwesten. Dus op de Postweg wind in de rug, het is half bewolkt, de temperatuur ligt rond de 20˚, een aangename temperatuur om te lopen en de saaiheid/verveling op de Postweg kun je verdrijven door te genieten van de vergezichten over het wad. Ach, en parcours door de duinen overleef je ook wel. Wat kan je gebeuren?
De overtocht verloopt voorspoedig . Om half elf stappen we van boord. We melden ons in de aankomst-/vertrekhal voor het startnummer en wandelen dan op ons dooie akkertje naar camping Stortemelk. De start is pas om 12.30 uur. Dus tijd genoeg, maar die vliegt voorbij: koffie drinken, verkleden, wat eten, hier en daar een praatje, wat rond kijken en een warming up. En dan op naar het startvak.
Jan van Vlieland begeleidt ons in de laatste minuten voor het startschot. Daar gaan we dan. Nog een laatste aanmoediging van wat bekenden en dan ben je voorlopig op jezelf aangewezen. Gelukkig is de uitvalsweg van de camping breed. Veel hinder van elkaar ondervinden we dan ook niet. Dat wordt even later wel anders als we linksaf het schelpen pad op gaan. Een beetje inschikken is het motto om zonder kleerscheuren via de jachthaven naar het dorp te gaan. In het dorp is het gezellig druk; op de terrassen zitten de toeschouwers aan de lunch en moedigen ons aan. Even later gaan we het dorp uit; de eerste kilometers zitten erop. Wind tegen, dat is even wennen na de betrekkelijke luwte van het dorp. Velen nemen wat gas terug; er worden groepjes gevormd. Ook ik nestel me in zo’n groep. Door mijn hoofd spelen de verhalen over het parcours door de duinen met zijn “ups en downs” en vandaag een stevige tegenwind. Het is opvallend dat er weinig wordt in gehaald. Als het al gebeurt dan vallen ze bijkans stil, omdat ze vanuit de luwte plotseling volop de wind van voren krijgen. Alleen tijdens het beklimmen van een duintop lukt het een enkeling de groep achter zich te laten. Er wordt niet veel gepraat. We hebben alle energie nodig om de afslag naar het Posthuis te bereiken. De heide staat hier en daar al in bloei, de lijsterbes kleurt prachtig oranje en hier en daar is het geel van het boerenwormkruid tussen de overige groene begroeiing te zien. Terwijl ik me afvraag of mijn groepsgenoten hier oog voor hebben, wijst mijn buurman me op het schitterende vergezicht als we boven op een duin zijn aangekomen. Zo zie je maar dat anderen blijkbaar ook genieten.
Eindelijk geen tegenwind meer; we slaan linksaf naar het Posthuis. Ik denk, en met mij vele anderen, dat het “leed” geleden is. We hebben buiten de waard gerekend. Het voelt warmer dan op het traject met de wind tegen. Het is duidelijk, we moeten ons en het ritme hervinden. En dat blijkt des te meer als we nogmaals linksaf slaan de Postweg op. Ik hoor om mij heen gezucht, gesteun en “gemopper” over de warmte. Ik doe daar ook vrolijk aan mee. We lopen door het Bomenland. De groepen zijn geen groepen meer. Hier en daar een twee- hooguit een drietal lopers op weg naar het einde. We passeren het Pad van 20 en dan ietsje omhoog. Een prachtig vergezicht over het Wad; het water glinstert in de zon. Heel in de verte een enkele zeilboot. Ik merk dat ik een in onregelmatig tempo voort ga. Ik begin dorst te krijgen. Gelukkig heb ik nog een spons die ik kan uitknijpen. Het smaakt niet lekker, maar de droge mond ben ik (even) kwijt. Heel in de verte zie ik de schepen die in de jachthaven liggen. Ik loop wat in op een tweetal dat een vijftig meters voor mij loopt. Ik verman mij om niet te versnellen om aansluiting te krijgen. Stapje voor stapje kom ik tenslotte ook dichterbij. De jachthaven blijft ver weg. Als ik aansluit, blijf ik even hangen. Maar ik heb een opleving, dus er naast en er voorbij. Even verderop ontwaar ik het bordje met 16 km. Het lijkt wel of ik vleugels heb gekregen. Ik zet nog een tandje bij. Ik voel me goed. De afstand met het tweetal achter mij wordt groter. Wat moet ik dat even later bezuren. De man met de hamer slaat onverwacht keihard toe, het tempo zakt naar een bedenkelijk niveau en even later lopen ze weer naast me. Medelijden hebben ze niet; ik word gelost. Ze lopen zo’n 20 meter vooruit en met pijn en moeite weet ik dat enige tijd zo te houden. In mijn optimisme denk ik nog: “wacht maar tot we in het dorp zijn, dan zal je nog eens wat zien”. Nog 3 kilometer te gaan; ik heb de neiging te gaan wandelen; dorst. Het tweetal verwijdert zich. Aan de rand van het dorp stop ik om nog wat water te drinken en moed te verzamelen om uiterlijk zo fit mogelijk door de dorpsstraat naar de finish te “snellen”. Het publiek op de terrassen zit er nog steeds; ik zie grote glazen bier en kinderen met grote ijsjes. Wat lijkt me dat heerlijk. Slechts een enkel applausje valt mij ten deel. Ik trek toch nog een vrolijk gezicht, steek mijn hand op, maar wat ben ik moe! Gelukkig daar is finish; nr 426 wordt verwelkomd. Ik klok 1.55.24. Het valt me niet eens tegen. Water, water en nog eens water. Het tweetal hangt even verder op tegen een hek; ze ogen ook uitgewoond. En dat doet me goed. Een klein kwartiert later voel ik me weer kiplekker en kijk ik met genoegen terug op een prachtig loopevenement.
Meeloper
Foto’s Janke vd Schaaf