Adventure Run 2016
Deze keer geen halve marathon maar 10 kilometer. De martelgang vorig jaar zit me nog in het geheugen, want wat heb ik het toen moeilijk gehad. Het is overigens niet de eerste keer dat ik hier de tien loop. Een aantal jaren geleden was het najaar erg nat geweest. In de week van de Adventure Run vroor het ’s nachts behoorlijk en ook overdag bleef de temperatuur rond de nul graden. De ondergrond was hard bevroren, daar waar een paar dagen geleden nog plassen water waren lag ijs. De organisatie heeft toen het moedige besluit genomen, van wege de kans op blessures en ongelukken, om de halve marathon te schrappen. Ik moet onderkennen dat ik het parcours van de tien heel erg mooi heb gevonden.
Daar sta ik dan met een paar loopmaatjes van de loopgroep in het startvak. Het duurt nog een tiental minuten voordat het startsein gegeven zal worden. We kletsen wat en kijken om ons heen. Koud is het niet, wind is hier niet merkbaar. De vraag die wordt opgeworpen of we niet te warm zijn gekleed. Ik heb in ieder geval geen jasje aan, slechts een sporthemd en daarover heen mijn Loopgroep Sneek shirt. Leeftijdsgenoten heb ik niet gezien. Ze zullen er vast wel zijn, misschien hebben ze hun haar wel geverfd en dan vallen ze natuurlijk niet op. Ik neem mij voor de eerste twee kilometers het wat rustig aan te doen. Van dat voornemen maak ik mijn loopmaatjes deelgenoot. Zij halen de schouders op en laten mij in het ongewisse over hun tactiek.
Het startschot heeft geklonken, we wensen elkaar veel succes en vooral veel plezier. Als ik de startlijn passeer is er voldoende ruimte om mijn eigen weg te gaan. Dat is wel eens anders geweest. Drukte, weinig ruimte, goed uitkijken en oppassen een ander niet op de hakken te trappen of om zelf niet een elleboogstoot op te doen. Nog voordat ik de afslag naar de sporthal ben gepasseerd heb ik mijn ritme al te pakken. Dat geeft een goed gevoel en ik merk dat het voornemen om de eerste kilometers het wat kalm aan te doen bij de start is achter gebleven. Het zij zo, het gaat en het voelt goed. We zijn nog met z’n tweeën, de rest van de groep blijft wat achter.
Vrijwilligers dwingen ons het fietspad op. Een enkeling die dat advies in de wind heeft geslagen, wordt even verderop door een agent tot de orde geroepen. Begrijpelijk, de weg is voor het autoverkeer en het fietspad is voor ons lopers goed genoeg. We slaan rechtsaf het pad op dat ons naar het strand voert. Na een honderdtal meters mogen we nog even een lus door het bos maken. Ik waarschuw mijn loopmaat, hij is hier voor de eerste keer, dat het oppassen geblazen is. Veel bladeren, het is tenslotte herfst geweest, bedekken het pad en wat belangrijker is, zijn de kuilen en takken en verder kan het glad zijn. Maar het valt allemaal geweldig mee. Ik, wij houden ons tempo vast. Omhoog, omlaag, bocht links, bocht rechts. Zonder kleerscheuren lopen we even later weer op het schelpenpad dat ons rechtstreeks naar het strand brengt. ‘Oma, 70 jaar loopt’ staat er op de rug van een grijze dame. Als ik haar passeer kan ik het niet laten: ‘opa loopt ook mee’. Het ontlokt nog al wat reacties. Gelukkig ben ik alle snedige opmerkingen vergeten. Soms is het prettig als het korte termijngeheugen het even laat afweten. Wij moeten voort en de strandopgang nadert met rasse schreden. Zonder al te veel moeite komen loopmaat J. en ik boven. Naar beneden doe ik wel erg voorzichtig aan. Op de betonplaten ligt wat zand en ik vrees een uitglijder, maar het gaat goed. Op het strand is het een zoeken naar een harde ondergrond. De voet zakt bij iedere keer dat-ie op de grond komt een centimeter of wat weg. Elke afzet laat een kuiltje achter. Licht lopen is er niet bij. Bandensporen van auto’s zijn overal te vinden. Maar geen gezeur, het is maar een kilometertje en het is vrije wil. Onwillekeurig denk ik even aan de halve marathoneurs, zij hebben tenslotte zeven kilometer te gaan op dit strand. Ik prijs me gelukkig dat ik deze keer de halve niet loop. We houden het tempo goed vast en voor dat we het goed en wel in de gaten hebben moeten we er al weer vanaf. Omhoog kost mij veel moeite, het tempo zakt naar een bedenkelijk niveau, de ademhaling ook. Ik besluit, eenmaal boven, het rustig aan te doen totdat we weer het bos in gaan. Beneden, op de begane grond, neem ik een bekertje water bij de verversingspost. Ik bevochtig mijn lippen en werp daarna het bekertje in de daarvoor bestemde container. Een eind verderop zie ik de lopers linksaf het bos in gaan. Het lukt me om het tempo laag te houden. Dan slaan we links af. Om hoog, om laag, een stukje vlak en dan een lange klim, gevolgd door een lange afdaling. Dat is maar goed ook, want de bovenbenen begonnen wat te protesteren. Vervolgens is het redelijk vlak en goed begaanbaar. De laatste klim, voor we het bos uitgaan, biedt een keuze mogelijkheid; de trap of er naast steil omhoog. De trap is druk bezet, dus geen keus. Tot mijn verbazing lukt het vrij gemakkelijk om boven te komen. Nog een klein stukje vlak door het bos en dan weer naar links naar het buitengebied en op naar Buren. Eenmaal op het asfalt laat ik m’n loopmaatje weten dat-ie z’n gang moet gaan. Ik wil me even rustig houden en wat energie op doen voor de laatste twee kilometers. Of uit solidariteit, of omdat hij ook een moment op adem wilde komen, we blijven bij elkaar en lopen samen op. In Buren geen enthousiast onthaal van drommen toeschouwers, helaas. Een enkeling die waarschijnlijk bij toeval toch in de buurt was, gunt ons een blik waardig. Het zij zo, wij lopen hier tenslotte vrijwillig en voor ons eigen plezier. Ik ben blij dat we Buren verlaten, we zetten een tandje bij. Het gaat eigenlijk nog ‘gemakkelijk’; geen pijn, geen al te veel moeite om het ene been voor het andere te zetten. Dat geldt niet voor iedereen, een enkeling geeft de pijp voor een moment aan Maarten. We passeren het bordje 8 km. Nes komt zienderogen dichterbij. Vrienden en/of familieleden, nee niet van ons, maar van al die anderen, fietsen of lopen tegen de stroom in om hun ‘geliefden’ op de laatste kilometers nog een hart onder de riem te steken. Een enkeling laat ons weten dat we er bijna zijn, maar dat weten we zelf ook wel. Loopmaat J. heeft er een schepje boven op gedaan. Langzaam maar zeker loopt-ie bij mij weg, totdat ik word achterhaald en voorbij word gelopen door een ‘jong ding’. En dat is vandaag niet de eerste keer. Blijkbaar loopt ze wat het tempo betreft nog al wisselend. Ze is opvallend gekleed, althans wat de kleur van haar looptenue betreft. Deze is fleurig en wijkt af van wat de gemiddelde hardloper vandaag aan heeft. Ik besluit dat het genoeg is en doe er een schepje bovenop. Even later haal ik weer in, zij blijft op eerbiedwaardige afstand volgen. We naderen de finish, een flauwe buiging naar rechts, een scherpe bocht naar links en vervolgens de bocht om naar de finish te gaan. Zij trekt een sprintje, nu volg ik en zoals het hoort laat ik haar een tel voor mij finishen.
Het zit er op. Voldaan hijg ik uit, neem dankbaar een poncho en een flesje sportdrank in ontvangst. Loopmaatje J. is ruim tien seconden voor mij over de eindstreep gekomen. We wisselen wat ervaringen uit, vervoegen ons bij de stand om een shirtje in ontvangst te nemen. We zijn het gloeiend met elkaar eens: we hebben lekker gelopen en genoten van het prachtige en afwisselende parcours.
Meeloper
Foto’s Nanne Nicolai