Lopen in Coronatijd 3
Nog zo’n stukje vergeten Nederland, zuidoost Groningen. Onterecht, niet alleen landschappelijk de moeite waard. Neem het aloude vestingstadje Bourtange, samen met Naarden de enige vesting in oorspronkelijke staat, prachtig bewaard gebleven en daar waar noodzakelijk gerestaureerd.
De camping ligt in een lommerrijke omgeving. Het is er stil, slechts een enkele caravan en camper, daar waar het anders, ook in de maand juni een levendige boel is, naar ik mij heb laten vertellen. Slechts vogels maken lawaai. Na aankomst even op pad om de omgeving te verkennen, opdat er kan worden hardgelopen zonder te ‘verdwalen’. Het is me overkomen, niet het verdwalen, maar het verder lopen dan de bedoeling was, dan goed was voor me. Misschien herken je dat, je loopt en geniet van de omgeving, gedachten over van-alles-en-nog-wat, vrij als een vogel, geen pijntjes, het gevoel dat je de wereld uit kunt lopen, dat je niet stuk te krijgen bent. Kilometer na kilometer. Plotsklaps schrik je ‘wakker’, een blik op je horloge, oriëntatie op de omgeving, ver van huis. Waar kan ik een afslag nemen, misschien na de volgende bocht. Maar na de volgende bocht geen afslag te bekennen. Dezelfde weg terug? Dat is niet de bedoeling, dat wil je niet! Dan, na nog een paar bochten eindelijk een mogelijkheid om af te slaan, maar nog steeds niet in de richting naar huis………. Je zucht, steunt, loopt en bent bezig met maar een gedachte: ‘hoe kom ik thuis’! Daar eenmaal aangekomen, opluchting, wel doodmoe.
Inmiddels, een dag later, is het duidelijk. Rechte wegen, rechte kanalen (of zijn het vaarten?) uitgegraven om de turf te vervoeren. Tenslotte werd hier en tot ver in Duitsland turf gewonnen. Het is een open landschap, slechts bomen, veel bomen om uitsluitend en alleen de mathematische infrastructuur te accentueren.
De volgende dag op pad, richting het oude stadje. Dat was niet het plan, maar de nieuwsgierigheid overwint. Het is bewolkt, niet al te veel wind. Vanaf mijn tijdelijke verblijfplaats is het slechts een tweetal kilometer. Gele borden waarschuwen dat ik niet met de auto de stad in kan, maar ik ben geen auto. Dus dat moet geen probleem zijn. Een tiental minuten later keer ik om. De straat ligt er uit, slechts via een smal pad kan ik de stad in komen. Maar ondanks het vroege uur is het vrij druk met voetgangers en gezien het advies om afstand te houden voel ik er niet veel voor om tussen de voetgangers door te slalommen.
Ik ga terug. Bij het kanaal aangekomen neem ik de weg naar links om na een paar honderd meter naar rechts af te buigen. Een smalle weg met aan weerszijden bomen, vooral eiken. Hier en daar een lint met de waarschuwing voor de processierups. Ik doe maar net of ik het niet gezien heb en loop door; is er een alternatief? Na een paar bochten een afslag naar rechts met de breedte van een fietspad. De bermen zijn boomloos en beschermd, getuige het bord, met het verzoek hier niet te maaien. Dat zou ook zonde zijn, er bloeit van alles. Het huis, een klein boerderijtje, wordt verbouwd en voorzien van een nieuw rieten dak. Vakwerk stel ik voor me zelf vast. De mannen groeten en ik natuurlijk terug. Ik loop zonder dat ik weet waar ik uit kom, maar dat heeft ook z’n bekoring: lopen waar je de weg niet kent. Na een paar honderd meter houdt het asfalt op en kan ik alleen voort via een zandweggetje. Een T-kruising, links of rechts. Ik heb het gevoel als ik de ene kant op ga dat ik dan in de richting van de camping loop, dus dan maar de andere kant op. Het pad kronkelt en ik volg. Even later het kanaal, maar uitzicht geen. Bomen, bossages en een verhoging langs het kanaal belemmeren het uitzicht rechts. Geen mens te bekennen. Links kijk ik over een akker met aardappelen, en dat is niet voor het eerst. Altijd maar aardappelen, waarschijnlijk is dat een lucratief middel van bestaan voor menig boer. Aardappelen in heel noord Friesland, in het noorden van Groningen en nu hier in het zuidoosten van deze provincie. En wij maar eten. Maar goed, ik loop, geen idee waar naar toe. Nog geen mens, wel waarschuwingslinten processierupsen. Ik heb er al aardig wat kilometers opzitten en nog steeds ter rechterzijde het kanaal. Heel in de verte een bomenrij dwars op mijn looprichting. Daar is vast een mogelijkheid om van richting te veranderen.
Inderdaad, daar aangekomen, zie ik dat de bomen ook hier een kanaal markeren. Een brug over het kanaal rechts en een zandpad langs het kanaal naar links. Geen mens, wel die rupsen. Ik besluit de brug maar te nemen in de veronderstelling dat er wel weer een weg terug evenwijdig aan mijn kanaal loopt. Dat is ook wel zo, maar niet direct er naast. Het wordt wat eentonig, maar ik loop langs een akker met ….aardappelen, in de verte een bomenrij en zo waar zie ik daar achter een enkele auto rijden.
De wind is wat aangewakkerd en blaast recht in mijn gezicht. Rechte wegen, eentonigheid in het landschap, geen mens te bekennen, een akker met aardappelen rechts van mij, een kanaal aan de linkerkant en in de verte een rij bomen. En dan begint het ook nog te regenen. Niet zo maar een buitje maar een stortbui. Zeiknat en de kou slaat tot overmaat ook nog toe. Het overkomt me niet vaak dat ik begin te balen tijdens en van het hardlopen. ‘Ouwe gek, wat doe je hier ook in dit klote weer en in deze saaie omgeving, geen mens, wel rupsen, nog geen jeuk’. Mechanisch beweeg ik me voort, geen besef waar ik ben. Een ding weet ik zeker. Om ‘thuis’ te komen moet ik zsm naar rechts. Even heb ik de neiging rechtsaf een zandpad op te gaan dat tussen de akkers met aardappelen mij de goede kant op kan brengen. Ik onderdruk die neiging in de overtuiging dat het pad ergens midden op een akker zo maar zal eindigen. Ik worstel mij voort in de stromende regen en kom bij de weg die naar ik hoop mij naar de camping zal brengen. En dat gebeurt, maar ik moet zelf lopen. ‘Thuis’ gekomen druipend van de regen, kankerend op het rot weer word ik ontvangen met ‘voor en van mij had je niet gehoeven………..’ Ik doe er verder het zwijgen maar toe.
Meeloper