ADVENTURE RUN 2014, FEESTELIJK GESTART, IN MINEUR GEËINDIGD
Het is vandaag, de 13de december, mooi weer. Gisteren storm en regen. Opluchting bij veel deelnemers dat het nu anders is. Het lijkt een feestelijke dag te gaan worden. Maar als het bericht in de loop van de middag is doorgekomen dat een van de deelnemers aan de vijf kilometer onderweg is overleden, is het feestelijke er helemaal af.
Waar andere jaren de laatste honderd meter op weg naar de finish de speaker probeert boven de muziek uit te komen om je op de laatste meters te begeleiden, was het nu opvallend stil. Verwonderd vroeg ik me af, met het zicht op de eindstreep, of dat misschien te maken had met de wijziging van de finishplaats. Maar nog voordat ik goed en wel een flesje sportdrank in ontvangst kon nemen, ving ik vanuit het publiek het tragische bericht op van het overlijden van een collega hardloper. Het voldane gevoel dat je ten deel kan vallen na afloop van zo’n loop, daar ontbrak het bij mij op dat moment volledig aan. Werktuigelijk pak ik even later een plastic cape aan. Denkend aan ………. en dan een klap op je schouder. Je wordt weer meegenomen in de gemeenplaatsen, in de “waan” van alle dag, die gebruikelijk zijn na afloop. “Wat is je tijd, hoe heb je gelopen, mooi weer hè, wat was het mooi op het strand!” In de loop van de middag heb je het er met elkaar nog eens even over, maar ook dan ga je weer over op de orde van de dag en blik je terug op je eigen ervaringen van onderweg.
In het startvak nemen we elkaar de maat, onwetend van wat er inmiddels een van onze collega’s is overkomen. Iedereen veinst dat-ie geen belangstelling heeft voor de tijd die hij of zij denkt te gaan lopen. Over een optimale voorbereiding wordt alleen maar in ontkennende zin gesproken. Het aantal blessures die even langs komen, is op een hand niet te tellen, kuiten, heupen, schenen alles komt voorbij. Fysiotherapeuten hebben het afgelopen week nog nooit zo druk gehad en hangen het bericht voor het raam: “volgende week wegens rijkdom gesloten”. Ik doe zelf ook hard aan mee het geweeklaag; een fikse neusverkoudheid speelt mij al meer dan een week parten en heeft mij doen besluiten op advies van derden om niet de halve, maar de 10 te lopen. Dus ook ik hul mij in allerlei dooddoeners over tijd, plezier en vooral over de hoop dat de eindstreep haalbaar is. Het enige waar niet over geklaagd wordt, is het weer. Alhoewel……als iemand zich hardop afvraagt of-ie niet te warm is gekleed, ontstaat er een heftig dispuut over een, twee of drie lagen thermokleding, shirtjes en/of jasjes. De adviezen vliegen over en weer, maar zijn zodanig van inhoud dat ze kant noch wal raken. Er wordt gelachen, getwijfeld en tenslotte schik je je in je lot; het is te laat! Te warm of te koud gekleed, je moet het er maar mee doen. Het startsein is gegeven. Een laatste welgemeend “veel succes en vooral plezier” en dan ben je voorlopig alleen met jezelf bezig. Schuifelend voorwaarts, steeds wat sneller en dan echt op weg. Inhalen en ingehaald worden, oppassen dat je een ander niet voor de voeten loopt. Het dorp uit. Vrijwilligers die je de weg wijzen. Niet dat je anders verkeerd zou kunnen lopen. Dan moet je wel oogkleppen voor hebben. Een lang gesloten lint van hardlopers in allerlei kleuren van de regenboog en nog veel meer maken wijzen je de weg. Toch zijn die vrijwilligers onontbeerlijk, ze waken over je veiligheid, houden het gemotoriseerde verkeer op afstand en manen fietsers aan goed op te letten en niet te dicht naast de lopers te komen. Dan het bos in, een aangename afwisseling van ondergrond. Af en toe wat modderig, goed uitkijken, hier en daar karrensporen, omhoog en omlaag, grote verschillen in tempo, de regen van de afgelopen dagen heeft het overal, maar vooral in de bochten, glibberig gemaakt. Kijken waar je loopt, niet te veel op anderen letten. Het gaat goed en voor zover ik het in mijn omgeving kan waarnemen, gaat het met iedereen goed. Zonder kleerscheuren het bos uit, op weg naar het strand.
Boven op het duin een prachtig uitzicht. Hoog water, dus een wat smaller strand, voldoende hard om heerlijk te lopen, wind in de rug en de zon schijnt volop. Wat wil een mens nog meer. Gelukkig heb ik een juiste keuze gemaakt in kleding. Twee lagen, meer dan genoeg. Breed uitwaaierend vervolgen we onze weg. Een witte, indrukwekkende branding. Het is genieten. Ik heb last van mijn verkoudheid, snotterig, kortademig, ik moet wat gas terug nemen. Had ik voor de start nog enige twijfel of ik toch niet aan die halve marathon had moeten beginnen, nu weet ik zeker dat ik dan op mijn tandvlees de eindstreep had bereikt. Als me dat al gelukt zou zijn.
Ik kijk wat om mij heen: rood, groen, geel, blauw, dik in gepakt, luchtig gekleed, rode konen, zweetdruppels, gehijg, gestamp. Alles en iedereen is aanwezig. Ah, daar staat “onze” hoffotograaf, geweldig dat ze er weer is. Het wordt ongetwijfeld weer een prachtige reportage.
Nog een paar honderd meter schat ik en dan omhoog, dan zit er al weer 4 kilometer op. Meeuwen zweven boven ons. Daar waar de zee het strand op rolt, scharrelen scholeksters wat voedsel op. Een hond verstoort de maaltijd, ze vliegen luid krijsend op om even later achter z’n rug weer af te dalen om opnieuw op zoek te gaan. Langzaam maar zeker naderen we het punt dat we omhoog moeten, het strand af. We verlaten het harde gedeelte, het tempo zakt. Hier en daar geeft een enkeling er al de brui aan en wandelt. Veel grip onder de voeten om af te zetten heb ik niet meer. En dan echt omhoog. De worsteling, want dat is het, het duin op is heftig en niet alleen voor mij. Veel toeschouwers, een enkeling wordt persoonlijk aangemoedigd. Iedereen op zoek naar het juiste ritme. De een heeft het wat sneller te pakken dan de ander. Hier en daar wordt een bemoedigend woord gewisseld. Een enkeling neemt de tijd en wandelt. Om mij heen merk ik de opluchting als het hoogste punt is bereikt.
Even later het bos in, omhoog en omlaag. Het vergt de nodige inspanning, maar met wat kleinere passen omhoog en “laat maar rollen” naar beneden, gaat het eigenlijk van een leien dakje. Niet iedereen is daartoe in staat, stel ik vast; ze komen moeizaam omhoog en lopen met de handrem erop naar beneden. Mijn neus heb voor de zoveelste keer vanmiddag weer wat ruimte gegeven en de ademhaling heb ik weer volledig onder controle. “De helft zit er op”, hoor ik naast mij. Ik kijk op zij, de twee die ik voorbij ga, hebben het zwaar, zo te zien en te horen.
Denkend aan de komende vijf kilometer, weet ik niet wat me te wachten staat, ik ken het parcours niet. Na het bos zal het Buren wel worden, veronderstel ik en dan naar Nes. Dat ligt voor de hand. Het stuk vanaf Buren naar de finish ken ik. Tenminste ………. ik veronderstel dat dat hetzelfde stuk parcours is als dat van de halve. Ik zie het wel, maar het zou mij goed uit komen als ik geen “hobbels” meer tegen kom die een forse conditionele inspanning vereisen.
Het bos ligt achter mij en nu overzie ik een groot deel van het parcours. Tot aan Buren zie ik her en der verspreid lopers. De zon schijnt en de wind nog in de rug, niet dat er veel wind is, maar toch. Je kunt beter de wind mee dan tegen hebben. Het moet te doen zijn. In het dorp hier en daar een handje vol toeschouwers. Links af, het bordje 7 kilometer, rechts af, en de weg volgen. Dat schiet mooi op. Op het pleintje, in het centrum van Buren, het beeldje van Rixt van ’t Oerd, de hoofdpersoon in een Amelander legende. Toevallig viel mijn oog erop, want erg groot is het beeld niet.
Rixt van ’t Oerd woonde met zoon Sjoerd in een klein hutje ergens in de duinen, zij hielden zich in leven door strandjutten. Sjoerd vertrok naar zee, dit tot groot verdriet van Rixt. Rixt nam uiteindelijk wraak op de zee, omdat die haar zoon Sjoerd haar had ontnomen. Tijdens een stormachtige nacht liep zij met een lantaarn boven op het duin heen en weer. Een schip op zee zette koers op het licht in de hoop in veilig vaarwater te komen. Het schip strandde en viel uiteen. Niemand overleefde de schipbreuk. Rixt op zoek naar bruikbaar juttersgoed, trof daar het lichaam van Sjoerd. Zij rende krijsend de duinen in en verdween in het duister. Niemand heeft ooit meer iets van haar gezien, maar wel gehoord. Want als er een storm over het eiland raast, doolt haar geest nog rond en als je goed luistert, kun je haar wanhopig horen roepen: Sjoe oe oerd, Sjoe oe oerd!
Legende of geen legende, gelopen moet er worden en het stormt niet, dus van Rixt hoor of zie je vandaag niets. Een bekertje water, een slok en dus weer verslikken. Hardlopen en drinken, ik leer het nooit, ik spreek mezelf vermanend toe; neem de tijd en wandel een paar meter en drink! Hoestend en proestend loop ik voort, wat een gedoe. Opeens het bordje met 8 km; dus nog maar twee, dat is te overzien. Een zoveelste blik op mijn horloge. Het tempo is wat gezakt, het is niet anders. Ik loop achter een tweetal en dat past mij goed vandaag. Een scherpe bocht naar rechts, ik glip binnen door en laat de twee achter mij. Ik zet een tandje bij, want ik wil en moet ze voor blijven. Rottige verkoudheid, moeizame ademhaling. Een parkachtige omgeving, een loopbrug over het water, mooie route. Ik zie vanuit een ooghoek rechts dat ik nog maar een kilometer te gaan heb. Opluchting, nog een vijftal minuten en dan is het voorbij. Als ik de laatste bocht heb genomen en recht op de finish boog afga, ben ik blij dat het er bijna op zit deze keer. Maar dat pakte anders uit………………
MEELOPER
Wat weer een goed verhaal Frank.