De vraag waarom hardlopen zoveel genoegen schept?

STORM EN REGEN IN DE ‘GROET UIT SCHOORL RUN’

De vraag waarom hardlopen zoveel genoegen schept, is niet te beantwoorden zonder ooit te hebben deelgenomen aan een of ander loopevenement. En dan nog zullen woorden te kort schieten om het gevoel voor, tijdens en na het voltooien van zo’n ‘wedstrijd’ te beschrijven. Ik doe een poging: het zal moeten gaan over de spanning voor de start, het startmoment zelf, de eerste kilometers, de momenten van pijn lijden, de ‘angst’ dat die vervelende blessure weer zal opspelen, de vrees dat je een onvermijdelijke inzinking niet te boven zal komen, de twijfel of je het tempo zal kunnen volhouden en natuurlijk over het euforische gevoel dat zich van je meester maakt als je de eindstreep passeert. De ‘Groet uit Schoorl Run’ is daartoe een ideale gelegenheid.

Het is zondagmorgen. Vroeg op pad naar Schoorl om te lopen. Om klokslag elf uur zal de start plaats vinden van de halve marathon en de dertig kilometer run. Een populair loopevenement dat hoog staat aangeschreven bij hardlopend Nederland en omstreken. Duizenden zijn net als wij onderweg. Wat bezielt ons deelnemers?
Je kunt er vergif op innemen, acht van de tien gesprekken van diegenen die onderweg zijn naar Schoorl, gaan over blessureleed, te weinig kunnen trainen, over een conditie als een krant en andere ongemakken. Het is indekken en excuseren voor nota bene een prestatie die nog geleverd moet worden. Het tekent de onzekerheid van de deelnemers! Maar het is een schijnbare onzekerheid die de opwinding voor de komende uren enigszins maskeert.
Onderweg. Het waait dat het rookt, schuimkoppen overheersen op het IJsselmeer. Het begint te regenen. Naarmate de reis vordert lijkt het wel of de wind toeneemt en de regen ook. De buienradar voorspelt dat het tussen elf en twaalf droog zal zijn en daar ga ik dan ook maar vanuit.

In Schoorl aangekomen regent het nog steeds. De auto wordt op een modderig weiland geparkeerd. Op naar de sporthal. Het is er druk. Menig hardloper heeft een lid van zijn eigen fanclub meegenomen, tenslotte moet er iemand zijn die zijn persoonlijke bewondering voor de geleverde prestatie moet tonen. Eigenlijk kun je het niemand aandoen om in weer en wind, kou kleumend een tweetal uren te staan wachten tot jij het belieft over de finish te komen. De beschikbare kleedruimte in de sporthal is voor een zo groot gezelschap niet geschikt. De sportzaal zelf dient als zodanig. Er is geen mens die zich daar druk om maakt. De stemming lijdt er niet onder. In tegendeel. Men kleedt zich om en dan naar buiten. Warming up. Op zoek naar een toilet. Geen probleem, er zijn er genoeg, lange rijen, wachten, gedisciplineerd. Opluchting. Dan naar het startvak. Je wilt niet te laat zijn. Dus weer wachten. Het is bewonderenswaardig hoe men zich zonder morren, duwen of trekken, schikt in zijn lot. Er is ook maar een doel: heelhuids, gezond en het liefst in een persoonlijk record de eindstreep halen.

Het is koud en nat en het waait hard. Om mij heen afgetrainde gezichten, magere benen, de meesten gestoken in een tight, een enkeling met blote benen. Je gunt ze een stuk gebak met veel slagroom, maar zo te zien zullen ze dat wel laten staan. Het zijn de ‘echte’ hardlopers. De man naast mij daarentegen met een stevig postuur, een iets bollende buik en een bol gezicht. Hij is in een geanimeerd gesprek gewikkeld met de vrouw aan de andere kant. Ik vang wat flarden op. Het gaat over gezelligheid, een feestje gisteravond en over een paar glazen bier. Het zijn twee werelden, zij die met alle geweld willen proberen vandaag een persoonlijk record te lopen en er voor getraind hebben, serieus hebben geleefd, hun neus ophalen voor alcohol en zij die voor het plezier lopen, hopen dat ze de eindstreep halen en het leven nemen zoals het op ze afkomt. Voor beide is wat te zeggen. Een ding is zeker, ze zullen alle twee zich de benen uit het lijf lopen, want ook de recreant, een maal op weg, heeft zijn gevoel van eer. Het regent onafgebroken en het blijft koud. We trappelen van ongeduld, of wellicht om warm te worden.

Het startschot heeft geklonken. Langzaam maar zeker zet het bonte gezelschap zich in beweging op weg naar de finish. Aan blessureleed wordt geen aandacht meer besteed, de gebrekkige conditie is vergeten en alle onzekerheid is verdwenen. Je hebt al je aandacht nodig om je weg te vinden in de drukte. Je voelt je plotseling een gelukkig mens, dat je een van de velen mag zijn. Je kijkt wat rond. De wind in de rug. Je wordt deelgenoot van het opgewonden gevoel dat zich meester heeft gemaakt van de hele groep om je heen. Maar je hebt ook ‘zorgen’, want plotseling realiseer je je waar je aan begonnen bent. Je denkt even aan de laatste kilometers die altijd zwaar zijn. Dat duurt niet lang, want alle aandacht gaat uit naar het moment zelf, naar de omgeving, naar je ‘buren’. Sommigen snellen je voorbij om even later weer gas terug te nemen. Je verbaast je over de verschillende loopstijlen. Je ziet hak landers, zij die op hun middenvoet neerkomen en een enkeling die landt op de voorvoet. En dan zit de eerste vijf kilometer er op. Je bent aan de rand van het dorp Groet en weer op weg naar Schoorl. Je hebt de kou uit je lijf gelopen. Regen en wind deren je niet. Het gaat best lekker. Je hebt je ademhaling onder controle, de benen voelen goed, en van die pijn in je knie die je vorige week plotseling voelde, is niks te merken. Het is een gemêleerd gezelschap. Allemaal met een gemeenschappelijke vrije tijdsbesteding onder de noemer hardlopen. Is er sprake van verbroedering, van eensgezindheid? Zonder twijfel: ja! Niemand wenst dat er iemand moet uitvallen en als er iemand een stukje moet wandelen met een van pijn vertrokken gezicht dan tonen we ons medeleven. Is er sprake van wedijver en van concurrentie? Natuurlijk, niets menselijks is ook de hardloper niet vreemd.

Inmiddels naderen we het zeven kilometerpunt. Dan buigen we naar rechts en laten we de bewoonde wereld achter ons. We zouden de wind tegen moeten hebben en dat is ook zo, maar daar hebben we geen hinder van in het beboste duingebied. De regen merk je wel. Vals plat, nauwelijks merkbaar, een kleine kilometer lang. Maar toch, je voelt het. Het gaat een ietsje pietsje minder makkelijk. Dus word je weer even met de neus op de feiten gedrukt: en het is nog een heel eind. Dat is ook het moment dat je op moet passen dat je niet met je gedachten in een ietwat negatieve spiraal terecht komt, want je moet nog 13 km. Je kijkt om je heen. Bomen links en bomen rechts en mensen voor, achter en opzij. Word je daar dan vrolijk van? Ik niet en op zoek naar afleiding kijk ik om mij heen. Dan zie ik niet alleen bomen, maar ook laag struikgewas, hier en daar nog wat blad aan een tak. Ik zie opeens teksten op de loopkleding, plaatsnamen, namen van loopgroepen, sponsornamen. Een enkeling loopt nog gehuld in plastic om de regen buiten te houden. En daar staat plotseling het bordje met 9 km. Het is ongemerkt gegaan.

Ik ben, wij zijn op weg naar de 10 km. Het regent nog steeds en af en toe dringt tot ons door dat het wel heel erg hard waait. Wij, een grote groep, lopen in hetzelfde tempo dat wordt aangegeven door het tweetal dat voorop loopt. Het tempo schommelt tussen de 5 en de 5.10 min per km. We lopen in twee-, drie- en viertallen. Het pad wordt wat smaller. Dan horen we achter ons: ‘links’. Wij schuiven wat in, van vier naar drie en van drie naar twee. We worden voorbij gelopen door iemand in een ongenaakbare loopstijl. Ze loopt naast ons en even later voor ons. We zijn merkbaar onder de indruk en niet alleen van haar loopstijl en snelheid. De man naast mij kijkt mij aan en we wisselen een blik van verstandhouding met een glimlach. Wij behelpen ons, maar gaan voort, in een wat hoger tempo, maar dat duurt niet lang. Bij de verzorgingspost valt de groep uiteen. Dat is jammer. Eendracht maakt nu eenmaal macht. Ik loop nu vrijwel alleen. Dat duurt nooit lang. Je haalt in en je wordt ingehaald. Even later ontstaat er als vanzelf een nieuwe groep. De nieuwe groep loopt in een tempo van 5.15 min per km. Ik voel me nog steeds goed, geen pijn, geen stijve benen. Neutrale gedachten. Dan passeren we de 11 km, aftellen. Dat geeft vleugels. Plotseling zakt het tempo. Ik maak me los uit de groep en met mij nog een tweetal. Gedrieën gaan we verder. Ik laat m’n gedachten de vrije loop en ik vraag me af hoe het mijn metgezellen vergaat.
Ze lopen voor mij uit. In stilte hoop ik dat ik me nog bij hen kan voegen. We lopen in op een grote groep, we moeten er voorbij. Dat is goed opletten. Het pad is niet breed. Het wordt inschuiven en uitkijken, niemand op de hakken trappen. Even later zijn we er voorbij. Onze groep is gegroeid. Wie en wat er achter mij loopt, heeft niet direct mijn belangstelling. Ik heb mijn ademhaling niet echt op orde. Kalm blijven en rustig in- en uitademen, dan komt het vanzelf weer goed. Een scherpe bocht naar rechts. Het regent, het verharde fietspad hebben we verlaten, het met schelpen verharde pad is modderig. Binnen de kortste keren zijn schoenen en kuiten met modder besmeurd. Er zijn plassen die niet meer te ontwijken zijn. Natte voeten. We merken dat het stormt. We zijn ook dichter bij de kust. In de berm wordt door een tweetal gewandeld. Het zal je maar gebeuren: kramp, of zodanig geblesseerd dat je niet verder kunt. De bewoonde wereld is ver weg. Lang kan ik er niet bij stil staan. Ik heb het zelf even moeilijk. Wat gas terug, naar een lagere versnelling. Dan gaat het weer. Bij kilometerpunt 13 sluit ik me bij de groep aan. We verlaten het bos en komen wat meer in het open duinlandschap terecht. Een paar niets zeggende klimmetjes en verder een vlak parcours. Het kost iedereen moeite een rechte lijn te houden bij elke windvlaag die ons van opzij teistert. Het regent nog steeds. De benen waaien bijna onder je vandaan. Niet iedereen heeft het gemakkelijk. De groep hangt als los zand aan elkaar. Regelmatig moet er iemand lossen. Blijkbaar kunnen we niet allemaal even goed omgaan met de storm. Het landschap wordt kaler. Dan passeren we het 14 kilometer punt. Even verderop is er een scherpe bocht naar rechts. Nu komt de wind recht op ons af, kracht negen met uitschieters naar tien, misschien elf. Lang niet iedereen kan daar mee omgaan. We hangen voorover tegen de wind in en als we ook nog iets omhoog moeten, wordt het voor een aantal wandelen. Af en toe striemt de regen en het opstuivende zand ons ongenadig in het gezicht. Gelukkig is het maar een drietal honderd meter dat we moeten ploeteren. Bij de duinovergang naar het strand gaan we naar rechts en hebben we de wind weer opzij, dan wel in de rug. Op sommige stukken hebben we de storm pal achter en dat geeft vleugels. De regen geselt ons nu van achteren, het voelt koud, de boven benen verstijven. Soms word je zo vooruit geblazen dat je moeite hebt om op de been te blijven, niet te vallen. Dan op 17 kilometer hebben we de wind helemaal achter. De verschillen in tempo nemen toe. Blijkbaar staat er hier in de buurt de man met de hamer die ongenadig en willekeurig zijn slachtoffers uitkiest. Hij slaat mij over deze keer. Ik word nauwelijks nog ingehaald. Het tegenovergestelde is het geval. Dat geeft vleugels. Het bordje met 18 heb ik gemist, want plotseling zie de 19 staan en even later rechtsaf de bewoonde wereld in. De ruimtes tussen de lopers is groot. Het is ieder voor zich en de regen en de kou voor ons allen. Van de wind merken we weinig meer. Af en toe vang ik flarden op van de speaker bij de finish. Daar is de splitsing van de 21,1 en de 30 kilometer. Ik moet er niet aan denken dat ik rechtdoor moet om de 30 vol te maken met de finish binnen handbereik. Twee keer links af en de eindstreep ligt voor het grijpen. Nog een ‘sprintje’ er uit persen om even later tevreden de handdoek in ontvangst te nemen.
Het zit erop, ik ga meteen door naar de sporthal. Het is koud, het regent nog steeds en de boven benen voelen stijf. Ik ben benieuwd hoe mijn metgezellen het er hebben afgebracht.

MEELOPER

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.